Ze had het kunnen weten. Vanaf het moment dat de ochtendzon door de kieren van het nèt niet passende gordijn uitgerekend op haar gezicht scheen. Ze was precies bij de ontknoping van een overweldigende droom, toen de warme lichtstralen haar terugtrokken naar de werkelijkheid. Maar, dit was slechts het begin, de ouverture op een reeks gebeurtenissen. 

Natuurlijk lag het in de lijn van de verwachting dat de tandpasta nu echt helemaal op was, zodat er niets anders opzat dan te poetsen met water en zeep (de magnoliasmaak zat nog steeds in haar mond en had haar boterham met kaas een bloemig aroma gegeven). Het had haar dan ook niet meer verbaasd dat haar favoriete mok uit haar hand gleed om in duizend stukjes op de grond te vallen. Daarna was het gewoon logisch geweest om in te calculeren dat ze de bus zou missen. 

Wat ook inderdaad gebeurde. 

Toen ze uiteindelijk een kwartier te laat op haar werk verscheen, ontdekte ze dat haar agenda, haar onmisbare gereedschap, nog thuis op het aanrecht lag. Dit was wel het summum van knulligheid. Dit was het overduidelijke signaal dat deze dag níet in haar ‘top vijf beste dagen’ zou komen.

En nòg ging er geen innerlijk alarm af toen ze achter zich in de winkelstraat geschreeuw en rennende voetstappen hoorde. Waarom had ze niet achterom gekeken of was ze instinctief aan de kant gesprongen?

De onverwachte harde duw in haar rug werd gevolgd door een golf van misselijkheid. Er was geen houden aan. Met een onelegante slingerbeweging verloor ze haar evenwicht en kwam ze met haar knieën terecht op de blindengeleidestrook van het trottoir. Werkelijk, kon haar dag nog erger worden? Ze draaide zich om en probeerde overeind te krabbelen, haar linkerknie protesteerde met een felle pijnscheuten. Haar nieuwe panty was gescheurd en onthulde een flinke bloedende schaafwond. Haar enkel voelde ook raar, voorzichtig bewoog ze haar voet heen en weer, gelukkig, dat ging nog, er leek niets gebroken.

‘Gaat ’t mevrouw?’ 

Mevrouw?! Kon de vernedering nog groter? Zag ze er zo oud uit?

Een jongen van een jaar of achttien hurkte bij haar neer en keek haar medelijdend aan. ‘Zal ik 112 bellen?’ 

Verbeten schudde ze haar hoofd, ze moest zo weer aan het werk, haar lunchpauze was bijna voorbij. ‘Nee, het gaat zo wel weer, de pijn zakt al weg.’ 

Nu kwam er een vrouw bij staan, in elke hand bungelden tenminste vijf plastic tasjes met aankopen. Ze keek met een meewarige blik op Saar neer, maar stak geen hand uit. ‘Een schande is het, echt, ze moeten dat tuig voorgoed opsluiten!’ Geagiteerd schudde ze haar hoofd heen en weer, haar onderkinnen schudden in een verlaat ritme mee. 

Saar zuchtte diep. Dáár zat ze echt op te wachten; een litanie over de jeugd van tegenwoordig…. En dan te bedenken dat ze dagelijks werkte met jongeren die door de maatschappij werden uitgekotst. Die gedachte bracht haar gelijk weer terug in de realiteit, ze moest naar haar werk, haar lunchpauze was bijna afgelopen en de volgende afspraak zat waarschijnlijk al op haar te wachten! 

Voorzichtig trok ze haar been op, om hem onmiddellijk weer te laten zakken. Haar knie deed gemeen pijn en de tranen sprongen in haar ogen. 

Er kwam een wit busje aanrijden dat de stoep opreed en vlakbij haar stopte. 

Politie. 

Ook dat nog! 

Nu zou ze onmogelijk op tijd terug zijn. Op het dichtklappen van deuren, volgden de krachtige voetstappen van twee agenten. 

‘Ik heb het zien gebeuren, agent, het waren twee van die donkere jongens, ze kwamen de Primera uitrennen en beukten deze vrouw tegen de grond. Ik denk dat er een ambulance moet komen.’ De plastictas-mevrouw genoot zichtbaar van haar vermeende betrokkenheid, haar onderkinnen communiceerden weer vrolijk trillend mee.

Saar durfde niet eens meer op te kijken, ze pakte haar telefoontje en stuurde een whappje naar Loes waarin ze snel uitlegde dat ze een ongelukje had gehad en die middag waarschijnlijk niet meer op kantoor kon komen. Later zou ze het wel uitgebreid uitleggen. 

Wat een waardeloze pechdag was dit! Misschien moest ze maar naar huis, haar bed opzoeken en veilig onder de dekens wachten tot de dag voorbij was. Oh, nee! Het was vandaag haar beurt om te koken, Linda zou woedend zijn als het eten niet klaar stond, ze had haar gisterenavond nog uitgebreid verteld dat ze met haar vriendinnen naar de film ging met de instructies dat Saar het eten niet te pittig mocht maken. Haar zus was niet bepaald een soepele huisgenoot, daar was ze het afgelopen half jaar al meerdere keren achter gekomen.

Terwijl de ene agent in gesprek ging met de groeiende groep omstanders, knielde de andere naast haar neer. ‘Hoe is het met u? Zal ik een ambulance bellen?’

Die stem… Die donkerbruine stem zou ze overal herkend hebben! 

Hij had deel uitgemaakt van het kinderteam op camping de Zonnehoek. Zijn blonde kuif, mooie bruine ogen en warme diepe stem hadden gelijk haar aandacht getrokken. Hij was in de lach geschoten toen ze zich voorstelde. Toen ze hem verbaasd maar ook een beetje achterdochtig had aangekeken, voegde hij zijn naam toe terwijl hij enthousiast haar hand schudde. ‘Hoi Saar, ik ben Bram en dit is mijn vriend Izak. Met zijn drieën hadden ze hard staan lachen. Het had direct het ijs tussen hen gebroken. De rest van de periode noemden ze Izak allebei stelstelmatig “zoon”. Die eerste avond hadden ze al diepzinnig zitten sparren over de zin van het leven, over hun studie die bijna afgerond was en over de toekomst.

Ergens in die weken was ze enorm verliefd op hem geworden en ze kon aan alles merken dat zij hem ook niet onberoerd liet. 

Drie dagen eerder dan de bedoeling, ging hij onverwacht naar huis. Hij had niet eens gedag gezegd en ze had nooit meer wat van hem gehoord. Ze was er maanden verschrikkelijk verdrietig van geweest; feitelijk treurde ze nog steeds om hem.

Ze koesterde zijn herinnering met een paar foto’s die ze in het bovenste laatje van haar nachtkastje bewaarde. Elke dag keek ze er wel even naar, al wist ze diep van binnen dat ze ze eigenlijk allang weg had moeten doen, ze zou toch eens verder moeten met haar leven. 

En nu zat Bram gehurkt naast haar terwijl ze erbij lag als een gestrande zeeleeuw. Zou hij haar nog herkennen? Ze voelde het verdriet opkruipen, een dikke prop vulde haar keel. Ze had zich niet kunnen voorbereiden op een weerzien met hem en het greep haar meer aan dan ze nu kon hanteren. Waar was het luik waardoor ze ongezien in de grond kon verdwijnen?! 

Vandaag was definitief de meest waardeloze dag van haar leven, stelde ze moedeloos vast. 

‘Mevrouw?’ 

Nu moest ze wel opkijken. Ze knikte en wendde haar blik meteen weer af, maar het was te laat. 

‘Saar?’ Zijn stem had altijd al zo’n speciale klank gehad als hij haar naam uitsprak, zelfs nu nog, constateerde ze verdrietig. 

Ze keek hem opnieuw aan. ‘Hoi Bram…, of moet ik agent zeggen? Met mij is alles goed, mijn knie is wat pijnlijk, maar als ik daar thuis wat kouds op kan leggen is het zo opgelost.’ Het lukte haar zowaar om alle emotie uit haar stem te weren. Voorzichtig trok ze haar been op en probeerde er op te staan. Ze zag hoe hij een hand uitstak om haar te helpen, maar negeerde zijn gebaar met een ijzig knikje. Staan ging gelukkig weer, maar toen ze haar gewicht op haar gewonde been verplaatste, kon ze een kreet van pijn niet onderdrukken. Het volgende moment voelde ze zijn hand onder haar arm, om haar naar het dichtbijzijnde bankje te escorteren.

‘Is er iemand die we voor u kunnen bellen?’ Zijn stem had nu een zakelijke, afstandelijke toon en het woordje ‘u’ lichtte in neonletters op. ‘Kunnen we uw echtgenoot bereiken, of een ander familielid?’

Echtgenoot? Waar sloeg dat nou weer op? Hoe kwam hij erbij dat ze getrouwd was? 

Ze schudde haar hoofd. ‘Mijn zus is aan het werk en niet bereikbaar, ik red me wel.’ Ze slikte de woede in haar stem in. Eer aan jezelf houden, Saar, sprak ze zichzelf stilletjes toe. 

Er gleed een trek van verwondering over zijn gezicht, zijn blik rustte even op de vingers van haar rechterhand. 

‘Mijn bus gaat over vijf minuten dus.. als u het niet erg vindt…’ Zo statig mogelijk hees ze zichzelf overeind. Haar poging om in alle waardigheid weg te wandelen mislukte helaas jammerlijk, haar knie protesteerde en als Bram haar niet snel bij de arm had gegrepen, was ze weer neergestort op het plaveisel. 

Hij wierp een snelle blik op zijn horloge. ‘Het lijkt me duidelijk dat u niet alleen naar huis kunt.’ Zijn toon was afgemeten. 

‘Ik bel wel een taxi.’

‘Woon je hier ver vandaan?’ 

Het was dus weer “je”. 

Toen ze het adres genoemd had, draaide hij zich om en liep naar zijn collega. 

Ze zag hen overleggen en haar blik schoot naar beneden toen ze haar kant opkeken. De stekende pijn in haar knie leek nu goed van pas te komen, het leidde af van haar verwarrende gedachtenspinsels. Zijn voetstappen brachten hem weer haar kant op, maar ze keek niet op. 

‘We brengen je wel even thuis, onze dienst zit er toch bijna op.’ De woorden werden op een bruuske toon uitgesproken. 

Met een kort knikje stemde ze in. Helaas had ze niet de luxe om te weigeren, het was duidelijk dat ze geen gebruik kon maken van de bus en eerlijk gezegd zag ze een taxi ook niet zitten, ze kon zich dat helemaal niet veroorloven.

Saar keek uit het raam en zag mensen naar binnen gluren in het voorbijrijdende politiebusje. Ze vroegen zich vast af waar ze deze saaie doorsneevrouw voor hadden opgepakt. Ongewild ontsnapte haar een grinnik. 

Bram hoorde haar lachen, hij had een vermoeden over wat er in haar hoofd omging, had ze daarmee toen niet razendsnel zijn hart veroverd? Haar humor en puurheid waren vanaf de eerste ontmoeting ontzettend aantrekkelijk geweest. 

Vlak voor het einde van hun werkvakantie moest hij onverwachts naar huis omdat zijn vader ziek was geworden en er iemand in de winkel moest staan. Saar was met een paar anderen boodschappen doen en het enige wat hij in zijn haast had kunnen bedenken was een kort briefje met een heleboel kruisjes en zijn telefoonnummer. Het berichtje dat ze hem de volgende dag had gestuurd, was verpletterend duidelijk geweest. Daarna had hij geen enkele behoefte meer gehad om contact met haar op te nemen.

Nu, een kleine twee jaar verder, zat ze achter hem in een politiebusje. Geen ring, geen andere man. Of speelde ze het hetzelfde spelletje als toen? Onopvallend bestudeerde hij haar in zijn spiegel. Het stomme was dat hij nog steeds niet kon geloven dat ze zo geraffineerd was.

Het busje stopte voor een flatgebouw van vier verdiepingen. 

‘Is er een lift?’

Nors schudde ze haar hoofd. ‘Nee, maar dat geeft niet.’ Ze wachtte tot hij de schuifdeur opendeed en stapte toen met behoedzame bewegingen uit het busje. Het werd Bram al snel duidelijk dat ze het alleen niet ging redden en zonder iets te zeggen sloeg hij zijn arm om haar middel om haar te ondersteunen. Hij hoorde haar adem even stokken.
Jan Willem gebaarde dat hij met haar mee moest lopen, er zat niets anders op.

Hij zuchtte even, het was al een pittige dag geweest en de ontmoeting met deze vrouw vergde het uiterste van zijn zelfbeheersing. 

Zes trappen verder was Saar diep dankbaar voor zijn hulp, die had ze in haar eentje nooit kunnen beklimmen. Bij de voordeur aangekomen wilde ze hem te bedanken, maar zonder haar aan te kijken liep hij mee naar binnen en hielp haar op de felrode bank die de woonkamer domineerde. Hij schok van haar witte gezichtje. ‘Gaat het wel goed met je?’

Ze knikte. ‘Ik heb alleen nogal hoofdpijn.’ Voor het eerst keek ze hem recht aan. ‘Bedankt, het was me nooit gelukt in mijn eentje.’ 

Ineens wilde hij haar niet zo achterlaten. ‘Zal ik toch maar een dokter bellen?’

‘Welnee, ik neem zo een paracetamol en dan gaat het vast wel weer.’

‘Laat mij die maar even voor je pakken, waar kan ik het vinden?’

Ze protesteerde niet, kennelijk deed haar hoofd behoorlijk zeer. ‘Aan het einde van de gang links is mijn slaapkamer. Er ligt volgens mij een doosje op mijn nachtkastje.’ Ze sloot haar ogen en leunde met haar hoofd achterover tegen de bank.

Haar instructies opvolgend, stapte hij al snel haar slaapkamer binnen. Haar geur hing overal en hij kon het niet laten om die even diep in te ademen. Op het nachtkastje lag niets en in een routinegebaar trok hij het bovenste laatje open. Daar lag een doosje met het bekende logo, maar wat daaronder lag, trok zijn werkelijke aandacht.

Met gesloten ogen registreerde ze zijn voetstappen in de gang, het gerinkel van glas en het lopen van de kraan in de keuken. Toen ze haar ogen opende, stond hij voor haar met een glas water en twee tabletten. Haar vingers raakten kort de huid van zijn uitgestoken hand, zijn lichaamswarmte veroorzaakte een fladderend gevoel in haar maag. Zijn ogen bestudeerden haar met een intense blik.

‘Als je het zo verder redt, ga ik er vandoor.’ Hij maakte aanstalten om naar de deur te lopen maar er was een aarzeling in zijn beweging.

Ze slikte, keek hem recht aan, al haar moed op één hoop vegend en perste de vraag eruit die haar al jaren bezighield: ‘Waarom ben je zomaar weggegaan en heb je nooit meer iets van je laten horen?’

Zijn hoofd schoot omhoog, hij kneep zijn ogen een beetje toe, er klonk een scherpte in zijn stem. ‘Na jouw bericht? Dat leek me dan een logisch gevolg.’ Zijn stem kreeg een kille onderlaag. ‘De vraag is eerder; waarom heb je zo met me lopen flirten terwijl je op het punt stond om te trouwen?’

Het was maar goed dat haar kaak vastzat anders had die waarschijnlijk met een klap op de grond gevallen. ‘…ttt..tt…Trouwen?? Met wíe in vredesnaam? En over welk bericht heb je het, ik had niet eens een telefoonnummer van je!’

Hij liet zich zakken op de stoel tegenover haar en zag haar oprechte verbazing. Zou het kunnen dat ze de waarheid sprak? Maar dat whappje dan? Dat kwam van haar telefoon. Al die tijd had hij het bewaard als een onheilig relikwie, als een herinnering aan de bedrieglijkheid van een paar mooie ogen. Iedere keer als zijn vinger boven de knop ‘wissen’ had gehangen, kon hij er uiteindelijk toch geen afstand van doen.

Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn, zocht de gegevens op en hield het voor haar. ‘Is dit van jou?’

Bram, het lijkt me beter dat we geen contact meer 

hebben, dat zal mijn verloofde niet zo leuk vinden.

Dankjewel voor de fijne tijd, ik wens je het allerbeste. 

Saar

In een paar seconden had ze de tekst gelezen. ‘Dat is mijn nummer, ja, …. Maar…. Ik heb dit niet geschreven, ik weet nergens van, ik zou nooit zo…!’ Verbijsterd schudde ze haar hoofd en gaf hem het toestel terug. 

Hij haalde zijn vingers door zijn weerbarstige haren, al had het geen enkel effect. ‘Ik heb toen een briefje op je bed achtergelaten met mijn telefoonnummer’. Dat van die kruisjes liet hij maar achterwege.

Verbeten schudde ze opnieuw haar hoofd. ‘Ik weet zeker dat je niets hebt achtergelaten, ik begrijp er niks van.’ Ze haalde haar schouders op in een moedeloos gebaar. Waarom zou hij haar geloven? Ineens dacht ze aan haar kamergenootje Melissa, ze waren toen de beste vriendinnen geweest. Melissa had Bram ook heel erg leuk gevonden. Haar vriendin wist wat de beveiligingscode van haar telefoontje was. Die had ze een keer gegeven omdat het beltegoed van Melissa op was. Haar gedachten raasden verder; na de vakantie was de vriendschap tussen hen snel verwaterd, ze had nooit begrepen waarom.

‘Kan het zijn dat iemand dat briefje heeft gevonden en jouw mobieltje heeft gebruikt om…. Wacht eens, zou Melissa, weet je nog, dat meisje met wie je een kamer deelde….?’ Bram was kennelijk op hetzelfde punt aangeland als Saar. ‘Ik kreeg van haar namelijk wel berichtjes na de vakantie, terwijl ik haar nooit mijn nummer had gegeven.’ Hij had haar zelfs na een paar vervelende, opdringerige whappjes geblokkeerd. 

‘Daar dacht ik ook net aan. Ik bedoel… Ik had jou nooit…. Ik was… En Melissa was ook verliefd op je…’, bracht ze verlegen stamelend uit.

Hij zag de uitdrukking op haar gezicht, “óók”, zei ze, zou ze dan toch wat voor hem voelen? Hij waagde het erop: ‘Die foto in je nachtkastje…. ?’

Haar gezicht kleurde mee met de bank waar ze op zat. Wanhopig zocht ze naar een logisch antwoord, niet bereid om toe te geven dat ze nog steeds om hem gaf. 

Hij pakte haar handen in een stevige greep en dwong haar op die manier om hem aan te kijken. ‘Saartje, ik ben…’

Op dat moment kraakte zijn portofoon, de stem van Jan Willem klonk luid door de kamer. ‘Bram, we moeten verder, waar blijf je?’

‘Ik kom er nu aan.’

Hij keek haar doordringend aan. ‘Ben je vanavond thuis? Mag ik langskomen?’

Ze knikte. ‘Dat wil ik heel graag.’ Haar glimlach omvatte hem als een warme omhelzing. 

Hij boog zich naar voren, kuste haar zacht op haar wang, het volgende moment hoorde ze hoe de voordeur in het slot klikte. 

Saar had in een sneltreinvaart de afwas gedaan. Haar zus was gelijk na het eten in de badkamer geschoten met de smoes dat ze nu écht geen tijd had om te helpen. Een minuut of tien daarna was er een vage groet geweest gevolgd door het dichtslaan van de voordeur.

‘Oh, Linda!’, mopperde ze hardop. Ze viel bijna over de volle vuilniszak die haar zus op de gang had neergezet. Weer een typische Linda-actie. Kon ze later zeggen dat ze de vuilniszak toch verwisseld had… Alleen het wegbrengen liet ze natuurlijk weer aan Saar over! Hij stond daar wel lelijk in de weg en hij stonk ook behoorlijk. Een blik op haar horloge leerde dat ze nog een paar minuten had voordat Bram zou komen, geen tijd om de zak beneden te brengen. Ze pakte hem op en deponeerde hem snel achter de keukendeur. Ziezo, uit de weg, nou ja, voorlopig dan. 

Snel hobbelde ze naar de badkamer, poetste haar tanden en fatsoeneerde haar haren. Ondertussen overdacht ze de komende avond. Ze zou hem moeten laten zien dat ze een geslaagde, zelfredzame vrouw was, eentje waar hij als een blok voor zou vallen. Rap trok ze haar blauwe lievelingsjurkje aan en bekeek zichzelf in de spiegel. ‘Je kunt ermee door, Saar Bentinck.’ 

Op dat moment ging de bel. Haar adem versnelde en zenuwachtig opende ze de deur. 

‘Hoi Bram, mooi op tijd!’ Mooi op tijd?! Was dat nou werkelijk het meeste intelligente wat ze kon bedenken? Ze voelde haar wangen warm worden en draaide zich snel om zodat hij haar niet zou zien blozen.

‘Lust je koffie?’

‘Graag.’ 

Met bestudeerde elegantie, voor zover dat mogelijk was met een pijnlijke knie, schreed ze naar de keuken. Ze ging zo op in haar poging om charmant te lopen dat ze niet in de gaten had dat Bram haar volgde. Geconcentreerd schonk ze twee mokken vol en draaide zich om. Daarna accelereerden de gebeurtenissen als een domino-effect. Ze schrok zo van Bram die achter haar stond dat ze de inhoud van de mokken met een gilletje over zichzelf uitstortte. Het warme bruine vocht verspreidde zich over haar jurk. Instinctief stapte ze achteruit. Dat had ze beter niet kunnen doen. Ze struikelde over de vuilniszak, verloor haar evenwicht en klapte met haar gezicht tegen de koelkastdeur. Daar lag ze dan, op de grond met een kloppende wang. Haar benen waren bedekt met kleverige restjes groenten en yoghurtsmurrie. Haar jurk plakte stinkend tegen haar lijf en leek voorgoed verziekt te zijn door de koffie. Oh, wat zou ze er nu niet voor over hebben om bewusteloos afgevoerd te worden en een week of drie later wakker te worden met een bezorgde politieman aan haar bed. 

Het mocht niet zo zijn. 

Er ontsnapte haar een kreun van teleurstelling. ‘Ik had in mijn bed moeten blijven vanochtend, het gaat de hele dag al mis. Dit is de ergste pechdag van mijn leven.’ Gefrustreerd gluurde ze tussen haar wimpers door naar Bram die voor de tweede keer die dag naast haar gehurkt zat. Ze hoorde hem zachtjes grinniken. Ook dat nog. Hij lachte haar gewoon uit, hij vond haar vast een onhandige muts. Straks zou hij met een doorzichtig smoesje vertrekken, om nooit meer terug te komen.

‘Mijn dag kan niet meer stuk. Al gooi je drie koppen koffie over mij heen.’ In zijn stem klonk een lach. Ze voelde zijn hand langs haar haren strijken. Hij keek haar met een zachte uitdrukking in zijn ogen aan. Vervolgens stond hij op en trok haar overeind. ‘Misschien wil je even iets anders aantrekken?’ Hij gebaarde naar de grote bruine vlek op haar favoriete jurkje. 

Ze knikte, verward over wat hij zonet gezegd had en verdween naar de badkamer. Snel haalde ze een washandje over haar benen. Er hing nog een spijkerbroek en blouse van de vorige dag, daar moest ze het maar mee doen. De jurk zette ze in een emmer water. Ze bekeek zichzelf in de spiegel, wat zou deze dag haar nog brengen? Alles leek alleen maar mis te gaan. Moest ze zichzelf voorbereiden op ellende, zou ze vanavond verdrietig in bed liggen, nog even eenzaam als altijd? Haar ogen werden een beetje vochtig en driftig boende ze de tranen weg. Ze trok haar schouders naar achteren en vermande zichzelf, ze moest stoppen met zelfmedelijden, het bracht haar nergens. Op haar wang was een flinke verkleuring ontstaan, ze drukte er een schoon vochtig washandje tegenaan. Met een diepe ademteug verliet ze de badkamer en liep ze terug naar de woonkamer.

‘Ik heb die zak maar even op het balkon gezet’, klonk het uit de keuken. Zijn stemgeluid kwam dichterbij. ‘Koffie?’ Bram liep de kamer in met twee volle mokken. In zijn ogen lag een ondeugende schittering. ‘Denk je dat je het dit keer niet over jezelf kunt uitgieten?’

‘Erg grappig, ik denk dat ik wel genoeg pech heb gehad vandaag!’

Hij zette de mokken op tafel en bekeek haar aandachtig. Kon hij zien dat ze gehuild had? 

Er krulde een glimlach om zijn mond. 

‘Dat klopt, vind je niet dat het tijd wordt voor een beetje geluk?’ In twee stappen was hij ineens gevaarlijk dichtbij. ‘Lieve Saartje’, zei hij, weer diezelfde toon gebruikend als toen. Hij legde zijn handen op haar schouders en keek haar indringend aan. ‘Denk je dat ik daar iets in kan betekenen?’

Ze knikte ernstig, het lukte haar niet om een enkel woord uit te brengen. Het drong tot haar door dat juist door alle pech vandaag, ze Bram weer tegen was gekomen. Woog dat niet op tegen alle ellende?

Teder beroerde hij met zijn lippen de gekneusde plek op haar wang. 

‘Dit is echt mijn geluksdag’, fluisterde ze verbaasd. 

Ze hoorde hem zachtjes lachen. ‘Zo is het, mijn lieve Saartje!’ Toen werd ze in zijn armen geklemd en raakten zijn lippen de hare.